Onlangs kreeg ik bezoek van een jonge, ambitieuze politicus in de plaats waar mijn bedrijf is gevestigd. Omdat ik ervan overtuigd ben geraakt dat elk bedrijf (dus ook het mijne) er beter van wordt wanneer het een vruchtbare relatie aangaat met de directe omgeving, de eigen expertise inzet voor lokale goede doelen, ging ik het gesprek verwachtingsvol aan. Wat is er mooier dan samen naar wegen zoeken om in je onmiddellijke omgeving het verschil te maken? Groepen die tot dusver langs elkaar heen leven, bijvoorbeeld, bij elkaar te brengen? En zo ‘nieuwe energie’ te creëren? Dat bedrijven en burgers in deze gemeente meer onderling contact hebben, leek me op voorhand een mooie, eerste stap, want nu is dat contact erg schaars of niet-bestaand.
Helaas bleek de lokale politicus op een andere golflengte te zitten. Ik kan natuurlijk niet alles uit ons gesprek citeren, maar het kwam erop neer dat hij in de politiek zat ‘omdat hij in vrije mensen geloofde’ en ‘de westerse cultuur’ daarvoor, vond hij, de beste garantie bood. Als één van zijn politieke inspiratiebronnen noemde hij Pim Fortuyn, de politicus die de islam begin deze eeuw omschreef als ‘een achterlijke cultuur’. Ik wil niets afdoen aan de oprechtheid en de openheid van de jonge politicus, maar zijn standpunten wezen toch eerder op het afdichten van mogelijkheden, het tot voorbeeld verklaren van zijn eigen bestaan, dan op het tot stand brengen van nieuwe, minder voor de hand liggende contacten en gesprekken. Met het risico dat ook zijn eigen keuzes bevraagd konden worden.
Gelet op zijn betoog vroeg ik de jonge politicus hoe hij dan naar een stad als Rotterdam kijkt, een stad waar ik regelmatig lezingen geef en geen enkele cultuur meer dominant is, of, zoals laatst iemand tegen me zei ‘een stad van louter minderheden’. Ik kreeg er geen duidelijk (en zeker geen enthousiast) antwoord op, terwijl ik denk: met zijn relatief jonge, diverse bevolking is Rotterdam de meest beloftevolle stad van Nederland. Dat hij, verwijzend naar de volgens hem gezonde positie van vrouwen in zijn eigen partij, ook nog eens luchtig sprak over vrouwenemancipatie – alsof dat een gepasseerd station is – deed mijn vertrouwen in hem niet toenemen. Zou hij begrijpen dat zijn eigen partij niet gelijk staat aan de maatschappij erbuiten? En zien dat ook in zijn partij de mannelijke apenrots nog bijzonder dominant is?
Ik wens deze jonge politicus veel wijsheid en een succesvolle toekomst toe (hij bleek zelfs Europese aspiraties te hebben), maar uit ons gesprek bleek mijns inziens dat hij nog veel beperkende gedachten overboord moet gooien. De wereld is groter dan zijn ‘vriendin Lisanne, zijn hond en 2 konijntjes’ waarmee hij volgens zijn website samenwoont.
‘Doe om te beginnen je tuinhek open, dan kom je er hopelijk achter dat er meer is dan je eigen voorbeeldsprookje,’ zou ik hem willen meegeven.