Elk jaar maak ik twee weken vrij om, samen met mijn gezin, een nieuw land vanaf ‘nul’ te ontdekken. Dit keer zijn we in Japan. Mijn allereerste indruk is dat Japan een hele nette, gecodeerde, opgeruimde variant is van China. Die eerste indruk is natuurlijk oppervlakkig, maar net als bij eerste ontmoetingen tussen mensen is zo’n eerste indruk wél belangrijk. Japanners gedragen zich alsof ze allemaal eenzelfde boek met etiketten, over hoe je te gedragen, hebben gelezen. En zich er tot ver achter de komma precies aan houden.
Prachtig voorbeeld van die precieze codering zag ik toen ik, wachtend op een razendsnelle kogeltrein, de perronconducteur observeerde. Wat een schouwspel! Tot op de seconde nauwkeurig voert hij zijn protocollen uit, inclusief vlagsaluut, terwijl de kogeltrein met een ijzingwekkende vaart voorbij raast. Als westerling denk je: waar dient dit voor? En: wat doet die perronconducteur als hij ineens moet plassen of zijn moeder belt?
In Japan is vormelijkheid extreem belangrijk, zo leer je snel.
Het was al raak vanaf het moment dat we in Tokio uit het vliegtuig stapten: overal mensen die naar elkaar buigen, als begroeting en eerbetoon. En dat respect blijft niet beperkt tot mensen. Toen we een hotellift binnen gingen, boog de gastheer zijn hoofd naar de sluitende liftdeuren. Uit dankbaarheid voor de functionerende lift? Fascinerend. Ondertussen viel me op dat Japanners elkaar niet aanraken; geen handdruk, geen kus, geen omhelzing. Niets. Zelfs ogenschijnlijke verliefde stellen lopen niet hand in hand. Ook een kwestie van eerbetoon? Of grenst dit aan autisme?
Wat me tevens opviel: iedereen spreekt ingetogen en beweegt bedeesd. Wij lompe Hollanders of luidruchtige Amerikanen worden er ogenschijnlijk door beïnvloed en gaan ons kalmer gedragen. Is Japan daarmee het ideale recept om ‘te ontsnappen’ aan de westerse ratrace? Het leek er wel even op. Zeker toen Keiko, zomaar een vriendelijke voorbijganger, mij spontaan begon te leren een boeddhistisch mantra te herhalen. Dat gaf een soort van innerlijke rust.
Is al die beheersing nu schijn of wezen? vraag je jezelf af. Hebben Japanners inderdaad een uitgebalanceerd zielenleven of gaat eronder juist veel opgekropte woede en ongeluk schuil? In het Peace Memorial Museum in Hiroshima voelde ik veel onderhuidse emotie. Hier word je aan de hand van getuigenissen door lokale inwoners van toen geconfronteerd met de monsterlijke gevolgen van de ‘A’-bom, zoals hij hier genoemd wordt. In Akihabara daarentegen, de techbuurt van Tokio, gaan Japanners juist weer helemaal los; zijn gokken, karaoke en videospelletjes hét excuus om alle beheersing overboord te gooien.
In Japan trekt, kortom, een palet aan emoties aan je voorbij, van platgeperst tot totale ontlading. Het land spreekt tot je innerlijk; laat je door allerlei gevoelsstadia heen gaan.
Dat raakt mij.