Nederland is een prachtig land. Voor een reiziger als ikzelf is het onmogelijk voorbij te gaan aan de hoge organisatiegraad die we hier bereikt hebben. En aan de weldadige combinatie van vrijheid en comfort die we aan die tomeloze drang tot organiseren te danken hebben. Toch is er ook een keerzijde: we zijn zó verzot geraakt op berekening en voorspelbaarheid, dat we bang lijken geworden in het diepe te springen.
Té bang, naar mijn smaak.
Wat ik met mijn non-profit initiatief heb gedaan, de Young Lady Business Academy, is precies dát – in het diepe springen. Zonder plan, zonder ruggespraak en bovenal zonder de intentie van een verdienmodel – maar mét de drang ambitieuze jongedames met pit op weg te helpen – ‘ontwierp’ ik de Academy in pakweg een half uur, op weg naar een radiostudio achterin de auto. Niet veel later begon ik simpelweg, zonder enige garantie op succes, uit te voeren wat ik op het A4-tje had genoteerd. En deze zomer, twee jaar later, komt de vierde, uitgebreide editie van de Young Lady Business Academy in het Erasmus Centre of Entrepreneurship te Rotterdam eraan. En storten zestig jonge vrouwen van diverse opleidingsniveaus zich in een intensief weekprogramma, waarbij ze de kans krijgen een enorme stap te zetten naar hun droomcarrière.
Alle reden tot blijdschap en optimisme, zou je denken.
Maar wanneer ik het verhaal van de Young Lady Business Academy aan bijvoorbeeld vrouwelijke delegaties presenteer, proef ik vooral reserve. ‘Bereik je alle doelgroepen?’. ‘Zijn er geen drempels?’. ‘Doe je dit helemaal voor niks?’. ‘Het leven is toch meer dan zakendoen?’ En: ‘Waarom moet iedereen de top te halen?’ Vooropgesteld, ik heb geen moeite met kanttekeningen of kritiek. Daar kan ik veel van leren. Maar soms lijken de vragen bedoeld om iets spontaans als de Young Lady Business Academy van zijn rafelrandjes te ontdoen. Zodat het keurig ‘in het plaatje’ past, voorspelbaar wordt.
Terwijl ik nou juist aan die voorspelbaarheid wil ontsnappen! Grijze muizen zat…
Ik zeg wel eens schertsend dat ik een breng-feminist ben: op de Academy breng ik samen met andere topvrouwen mijn kennis en ervaring naar de jonge generatie. Belangeloos. Enthousiast. Omdat we het nodig vinden en er blij van worden. Maar andere feministen – ik noem ze haal-feministen – die in het lobbycircuit eenzijdig en zonder tegenprestatie van alles willen binnenhalen (gelijke beloning, bindende quota, ruimere media-aandacht), staan ‘hun markt’ niet graag af. Zij zien hun wereld van overleg, vergaderen, strijdpunten en het veroordelen van mannen als het belangrijkste front waarop gestreden moet worden. Daarbij amper oog hebbend voor hun eigen, beperkte moraal: je doet pas iets als je er iets voor terugkrijgt.
Mijn oproep: laten we als feministen van diverse pluimage beter samenwerken, elkaar meer gunnen. We streven immers hetzelfde na? Iets minder haal- en iets meer breng-feminisme zou mijns inziens recht doen aan vrouwen over de hele wereld.
Wij kijken immers zoveel verder dan de onmiddellijke winst- en verliesrekening.